Onweersbeestjes, ook wel donderbeestjes genoemd, zijn kleine insecten die je zeker herkent: plakzwart, piepklein en ineens overal rondvliegen als je net lekker buiten zit. Je kent het vast wel: je rookt een sigaretje op het terras en binnen no-time zijn die vervelende vliegjes om je heen. Wat laat zo’n invasie precies zien? Lees verder en ontdek het verhaal achter deze kriebelende beestjes.
Die onhandige vliegen die hijgend om je hoofd zwermen, zijn eigenlijk tripsen (geslacht Limothrips). Ze worden doorgaans 1 tot 2 mm groot, hebben franje vleugeltjes en vooral stekende-zuigende monddelen waarmee ze plantensappen opzuigen. De officiële naam is graantrips, maar de bijnamen “onweersbeestje”, “onweersvliegje” of “donderbeestje” klinken toch wat stoerder.
Er klinkt dit verhaal vaak: “Die vliegjes voorspellen onweer.” Maar eigenlijk doen ze dat niet. Ze strijken neer op lage hoogtes puur door het weertype. Bij warme, drukkende en windstille condities is er nauwelijks thermiek (opstijgende lucht), waardoor tripsen niet hoog kunnen zweven. Daardoor zie je ze opeens laag bij de grond en dus méér bij mensen. En toevallig is dat weerbeeld kenmerkend voor de momenten vóór onweersbuien. Maar de insecten voelen niet aan dat er bliksem gaat komen; het ligt puur aan de temperatuur, luchtvochtigheid en windstilte.
Tripsen hebben niet echt vliegende vleugels zoals bijen of muggen. Hun vleugels hebben lange franjes en zijn niet krachtig genoeg om zelfstandig hoogte te winnen. Ze glijden mee op luchtstromen en thermiek . Bij een stijging in vochtigheid, bijvoorbeeld net vóór een zomerstorm, daalt de thermiek en blijven ze in de lagere lucht hangen. Daardoor zie je ze massaal rondvliegen als de lucht zwaarder voelt, net voordat de bui losbarst.
Het verklaart ook waarom je ze soms rondom je computerbeeldscherm aantreft: doordat ze laag blijven en zich naar binnen bewegen, kunnen ze overal binnendringen. Binnen veroorzaken ze geen steekjes, maar ze gaan wel kriebelen op je huid als ze net landen.
Ja, maar met een simpel middel. Ze verdwijnen zodra de drukkende omstandigheden verdwijnen en de thermiek weer op gang komt. Wil je ze niet in huis, dan helpt het om ramen en deuren dicht te houden of een hor te plaatsen . Heb je ze toch binnen? Zuigen is je beste optie – maar zorg dat je stofzuigerzak of bak meteen wordt geleegd, anders kruipen ze gewoon weer eruit . Professionele bestrijding is vaak zinloos; tegen de tijd dat de bestrijder komt, zijn de tripsen al weer weg.
Voor agrariërs vormen ze soms wel een plaag, omdat ze plantensappen opzuigen en ziekten verspreiden. In landbouwgebieden – vooral in de nazomer – kunnen trips-invasies optreden, vooral in maïs- en granenvelden, vaak rond de tweede generatie in dat seizoen. Maar die overlast bij jou thuis is meestal tijdelijk en licht.
Je kent ze vooral in warme, vochtige en windstille dagen in de nazomer. Die combinatie van deze conditie is precies waar trips van houden. Bij droge hitte of bij verkoelende wind verdwijnen ze weer naar hogere luchtlagen. Is er die drukkende hitte waar bliksem op volgt? Dan zie je ze juist opduiken, en daarom voel je in zo’n moment: "Aha, er komt onweer" – maar denken dat zij onweer voorspellen is een misvatting.
Onweersbeestjes zijn niet gevaarlijk voor je gezondheid, ze prikken niet echt en richten geen directe schade aan in huis. Toch zijn ze irritant: rondvliegen in je gezicht, kruipen in haren, het lijkt alsof er vliegjes vastzitten in je scherm. Maar eigenlijk zijn ze logische weergaloze bewoners van het weerbeeld. Ze geven gewoon aan dat de lucht warm, zwaar en vochtig is – en dat er dus kans is op onweer. In die zin zijn ze natuurtekens, maar niets meer en niets minder.
Onweersbeestjes geven je een signaal over het weer, maar ze voorspellen het niet. Ze vertellen je vooral dat het warm, drukkend en windstil is – omstandigheden die al wekenlang het zomerse weer kleuren. Maar als je ze ziet, weet je in elk geval: let op, er kan een bui gaan komen. In die zin verdienen ze best een plekje in je “weerradar”, zonder overdreven mysterie of voorspelling.